Bestuur van Rome en de republiek
Het Romeinse Rijk werd onderverdeeld in verschillende provincies, maar alle belangrijke beslissingen werden genomen in Rome. De stad Rome kende onder de republiek geen koning of keizer, maar wel twee consuls. Al stonden deze consuls in voor het bestuur van Rome. Toch hadden zij niet de werkelijke macht in handen. Tijdens de Romeinse republiek waren er vier belangrijke instellingen in het Romeinse Rijk:
A) De Pontifex Maximus:
De Pontifex Maximus werd verkozen door de volksvergadering. Hij was bevoegd voor alle godsdienst aangelegenheden. Zo moest hij zorgen voor offers, erediensten en een verering van de verschillende Romeinse goden. De Pontifex Maximus is de grote voorloper van de paus. Het christendom zal de bevoegdheden die de Pontifex Maximus had overnemen en er nog enkele aan toevoegen.
De Pontifex Maximus en de senaat lagen steeds met elkaar in conflict. Langs de ene kant vond de senaat dat de Pontifex Maximus een overbodige functie was en langs de andere kant was er de Pontifex Maximus die vond dat hij meer macht nodig had.
B) De Volksvergadering:
D
e Romeinse burgers speelden ook een belangrijke rol in het bestuur van Rome. Zij kwamen samen in een volksvergadering. In de volksvergaderingen zaten geen rijke Romeinse burgers. De volksvergaderingen waren er voor het gewone volk. Na het verdrijven van de laatste koning in 509 voor Christus eiste het volk hun eigen plaats in het bestuur. Zo mochten ze mee beslissen over:
- Oorlog en vrede
- Kiezen van de consuls
- Kiezen van de Pontifex Maximus
- Stemmen van wetten
C) De senaat:
De werkelijke macht lag bij de senaat. Deze 300 senatoren kwamen uit de rijke patriciërsfamilies. Zij hadden de bevoegdheid over:
- De schatkist
- De veiligheid
- Buitenlandse politiek
- Openbare werken
De Romeinse senatoren waren de meest rijke en invloedrijke personen binnen het rijk. Zij moesten niet vechten voor Rome, zoals het gewone volk. Senatoren wilden steeds hun zin krijgen en waren daardoor vaak corrupt. Het vermoorden van politieke tegenstanders of legerleiders die te veel macht kregen was normaal voor deze senatoren. Bovendien konden ze alle beslissingen van de volksvergadering en de consuls tegenhouden.
D) De consuls:
Het dagelijks bestuur en het bevel over het leger lag in handen van twee consuls. Deze twee consuls bleven 1 jaar aan de macht en werden jaarlijks gekozen voor het VOLK.Ze mochten maar één jaar aan de macht blijven, om alleenheersers te voorkomen. Bovendien waren ze steeds met twee en moesten ze met elkaar rekening houden. Elke beslissing moest door beiden consuls goedgekeurd worden.
De consuls hadden het bevel over het dagelijks bestuur in handen en het bevel over het leger, maar toch hadden ze niet het laatste woord. De consuls waren verplicht om naar de senaat te luisteren, want zonder de senaat hadden ze geen geld om hun bestuur te financieren of konden ze vermoord worden.